dinsdag 26 oktober 2010

Werken in de trein


Perron 1 van het station in de kleine voorstad is op doordeweekse ochtenden altijd vol. Je ziet er steeds dezelfde gezichten, dezelfde tassen en jassen, die langzaam meeveranderen met de seizoenen. Ik stap altijd in om 7.14 uur.

Forensen zijn nooit vrolijk. Ze kijken zuur, sip of chagarijnig, vaak ook onuitgeslapen, maar vrolijk? Dat nooit.

Neem nu die kale 45+meneer die steevast zijn bruinleren tas tegen zich aanklemt. Hij stapt het liefst aan de voorkant van de trein in. Dan installeert hij zich op een eenzame stoel (niet op een bankje en al helemaal niet op een 4 persoons plaats) om zich zo snel mogelijk achter de NRC te verschuilen. Hij kijkt niet naar mensen, hij houdt ook niet van mensen, en in het bijzonder niet van ochtendmensen. Maar iedere ochtend begeeft hij zich er tussen. Hij moet. Van zijn vrouw, van zichzelf en van zijn baas.

Er verschijnt ook steevast een vrouw die zich opmaakt in de trein. Ze zit ogenschijnlijk nergens mee en epileert haar wenkbrauwen op een bankje in de eerste klas. Soms, het liefst op dinsdag, trekt ze haar neusharen uit. Ze maakt gebruik van een businesscard en ze heeft een voorkeur voor de conducteur die op woensdagen meestal een praatje met haar maakt. Waar de 45+meneer zich zichtbaar aan ergert.

Ik reis dus veel voor mijn werk. Ik bestudeer het gedrag van forensen. Ik ben forensisch psycholoog.

2 opmerkingen: